Het is droger dan ooit, het waterschap draait de sluizen hoger op om water op het platteland vast te houden en tegelijk worden slootkanten uitgebaggerd om de waterafvoer te bevorderen.
Dat verleidde Maurice Westerbeek tot de vraag wat er mis is met het belemmeren van de waterafvoer. Als je het water vast wil houden, moet je die afvoer juist wel belemmeren, zit er achter die vraag. Maar ook de gedachte dat gebaggerde slootkanten de biodiversiteit in de weg staan.
We hebben het WDOD voorgelegd.
Watergangen worden gemaaid om het water daar te krijgen waar je het wilt hebben. Zo kunnen we het ‘sturen’ naar daar waar het nodig is. Maar een watergang die is gemaaid, betekent overigens niet dat het water sneller wegstroomt, daar hebben we ook stuwen voor. Dus maaien zorgt voor een beter waterpeil dat we kunnen afstemmen op de functie. Bijvoorbeeld water voor landbouw, natuur of in de stad (grachten, vijvers etc).
Maaien is belangrijk volgens WDOD: “Stel dat je de waterkanten (taluds) niet meer zou maaien dan loop je kans dat deze taluds/oevers instorten. De grasmat zorgt – net als bij dijken – voor een stevig talud.” Maar alles wordt niet steeds tegelijk gemaaid “vanwege vogelnestjes die er zijn, die willen we beschermen dus dan maaien we daar niet. Dast bevordert de biodiversiteit.”
Waar je het water wil hebben gebeurt met sluizen. Vanwege de droogte zet Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) de waterpeilen in sloten, weteringen en kanalen op tot boven het normale maximumpeil. Hiermee wordt extra water vastgehouden en bouwt het waterschap een buffer op om bij aanhoudende droogte zolang mogelijk aan de watervraag te kunnen voldoen. Het hoger opzetten van de waterpeilen geldt op dit moment alleen voor landelijk gebied en voor die regio’s waar de droogte merkbaar wordt.
De verwachtte minder hoge temperaturen en de verwachtte neerslag voor de komende dagen, zullen nagenoeg geen effect hebben op de droogtesituatie en de grondwaterstanden.